Je leert en onthoudt de betekenis van de belangrijkste woorden over de tijd van de pruiken en de revoluties (1700 - 1800 na Chr.). De woorden kunnen samen of alleen geoefend worden, in de school en / of thuis.
de pruikentijd
Naam voor de 18e eeuw, waarin rijke mensen pruiken droegen en vorsten en regenten veel macht hadden.
de Verlichting
Denkstroom waarbij mensen zelf wilden nadenken, met behulp van verstand, onderzoek en kritiek op kerk en koning.
de standensamenleving
Samenleving waarin mensen zijn verdeeld in vaste groepen: geestelijkheid, adel en de rest van het volk.
de geestelijkheid
Alle mensen die in de kerk werken, zoals priesters en bisschoppen, met veel invloed in de eerste stand.
de adel
Rijke families met titels, veel land en speciale voorrechten in de tweede stand.
de burgerij
Groep van rijke en middelrijke burgers, zoals kooplieden en bestuurders in de stad.
de absolute vorst
Koning die bijna alle macht zelf heeft en weinig rekening houdt met een parlement of het volk.
de Franse Revolutie
Grote opstand in Frankrijk vanaf 1789 waarbij het volk tegen koning en adel in opstand kwam.
de mensenrechten
Rechten die voor alle mensen moeten gelden, zoals vrijheid van meningsuiting en recht op een eerlijk proces.
de grondwet
Belangrijkste wet van een land waarin staat hoe het land bestuurd wordt en welke rechten burgers hebben.
de Staten-Generaal
Vergadering van vertegenwoordigers van het volk die meebeslist over wetten en belasting.
de stadhouder
Hoogste bestuurder en legerleider in de Republiek, meestal uit het huis Oranje.
de patriotten
Groep Nederlanders die in de 18e eeuw meer vrijheid en meer macht voor het volk wilden.
de Bataafse Republiek
Nieuwe Nederlandse staat na 1795, sterk beΓ―nvloed door Frankrijk, met moderne ideeΓ«n over bestuur.
de slavernij
Systeem waarbij mensen eigendom zijn van anderen en gedwongen moeten werken zonder rechten.
de plantage
Grote boerderij in een kolonie waar gewassen als suiker en koffie worden verbouwd door tot slaaf gemaakte mensen.
de driehoekshandel
Handel tussen Europa, Afrika en Amerika in producten Γ©n in tot slaaf gemaakte mensen.
de kolonie
Gebied dat door een ander, vaak Europees, land wordt bestuurd en gebruikt voor handel en winst.
de VOC
Grote Nederlandse handelscompagnie voor de handel met AziΓ«, actief tot het einde van de 18e eeuw.
de WIC
Nederlandse handelscompagnie, vooral actief in West-Afrika en Amerika, betrokken bij slavenhandel en plantages.