Je leert en onthoudt de betekenis van de belangrijkste woorden die gebruikt worden als het gaat over het thema AI, artificiΓ«le intelligentie.
AI (artificiΓ«le intelligentie)
Slimme computers die zelf kunnen leren en beslissingen nemen.
Algoritme
Een vaste reeks stapjes die een computer volgt om iets op te lossen.
Data
Alle informatie die een computer gebruikt, zoals tekst, cijfers, fotoβs en filmpjes.
Machine learning
Een manier waarop een computer leert van voorbeelden in plaats van van regels.
Neuraal netwerk
Een soort denkmodel in de computer dat een beetje werkt zoals een menselijk brein.
Training (van AI)
De fase waarin een AI heel veel voorbeelden krijgt om beter te leren.
Trainingsdata
De voorbeelden waarmee een AI wordt geleerd wat goed of fout is.
Patroonherkenning
Het vermogen van AI om terugkerende vormen of regels in data te zien.
Taalmodel
Een AI die taal begrijpt en zelf tekst kan maken.
Chatbot
Een computerprogramma waarmee je kunt praten of chatten alsof het een persoon is.
Prompt
De opdracht of vraag die je aan een AI geeft.
Spraakherkenning
AI die begrijpt wat je zegt als je tegen een apparaat praat.
Robot
Een machine die taken kan uitvoeren en soms bestuurd wordt door AI.
Automatisering
Werk dat door computers of machines wordt gedaan in plaats van door mensen.
Generatieve AI
AI die zelf nieuwe dingen kan maken, zoals tekst, muziek, beelden of code.
Deepfake
Een nepfilmpje of -foto die heel echt lijkt, gemaakt met AI.
Bias (vooroordeel)
Een scheve of oneerlijke voorkeur in een AI, vaak door scheve data.
Privacy
Het recht om je persoonlijke gegevens voor jezelf te houden.
Ethiek (bij AI)
Nadenken over wat eerlijk, veilig en verantwoord is bij het gebruik van AI.
Transparantie (bij AI)
Hoe duidelijk het is hoe een AI tot een beslissing of resultaat komt.